Na 32 jaar als hoofdtrainer ben ik dit seizoen voor het eerst clubloos. Eerlijk gezegd keek ik daar in eerste instantie niet tegenop, maar inmiddels merk ik dat ik het gewoon mis: de voorbereiding, de trainingen, de wedstrijden, de spanning, de druk — maar ook de humor in de kleedkamer, de besprekingen en alles daaromheen.
Aan de andere kant hoor ik van veel collega-trainers dat het vak een stuk minder aantrekkelijk is geworden. Zelf merk ik dat nog niet zo erg bij mijzelf. Ik merk wel dat de huidige generatie voetballers simpelweg vaak andere prioriteiten hebben. Daarnaast zijn ze wijzer, zelfstandiger, hebben meer hobby’s en zijn ook minder bereid om zich volledig weg te cijferen voor het team.
De veranderende mentaliteit in het amateurvoetbal
Afzeggen gaat makkelijker dan ooit. Niet beschikbaar zijn voor een hoger team of niet als reserve speler te willen fungeren komt steeds vaker voor. Vooral jonge spelers willen liever met vrienden blijven voetballen, het liefst maar één keer per week trainen en af en toe een weekendje weg. Wellicht begrijpelijk, maar het maakt het voor trainers lastiger om een hecht, gedreven elftal te smeden.
Ik wil niet te veel vervallen in de uitspraak “vroeger was alles beter”, maar de realiteit is dat veel spelers zich in de vierde, derde of zelfs tweede klasse steeds moeilijker kunnen motiveren om een seizoen lang alles te geven — om echt offers te brengen om het uiterste eruit te halen in een seizoen.
In vooral de laatste jaren heb ik de volgende afmeldingen natuurlijk vaak voorbij zien komen:
- “We hebben zaterdag en zondag familieweekend.”
- “Mijn tante uit Zwolle viert haar 50e verjaardag a.s. zaterdag.”
- “Mijn vriendin heeft een verrassing geregeld, een weekendje weg aan de kust.”
- “Ik ben i.v.m. oktoberfest het hele weekend weg.”
- Of zelfs: “Ja, sorry trainer, maar Feyenoord speelt zaterdagmiddag.”
Als trainer kun je je daar groen en geel aan ergeren, maar daar schiet je niets mee op. Toch gaat het mij te ver om te zeggen dat het er tegenwoordig “gewoon bij hoort”. Want als we dat normaal gaan vinden, dan zijn we iets kwijtgeraakt wat ooit vanzelfsprekend was.
En wie weleens een selectieteam traint, weet wat ik bedoel: hoe vaak kun je een zorgvuldig voorbereide training in de prullenbak gooien omdat er drie of vier spelers last minute afzeggen? Of een speler die voor de derde keer in 6 maanden meldt dat hij zich “niet helemaal lekker voelt” en daardoor niet gaat trainen. We doen het vaak af als iets van deze tijd – maar ik geloof dat we daar niet in mee moeten gaan.
Gelukkig zijn er nog genoeg jongens die wél vol voor hun kans gaan. Die trots zijn als ze mogen aansluiten bij het eerste en bereid zijn offers te brengen. Maar eerlijk is eerlijk: ze worden schaarser.
Steeds vaker hoor je van trainers dat de mentaliteit bij jonge spelers verschuift. Onder 19- en Onder 23-spelers willen graag voetballen, maar niet per se alles ervoor doen. Reserve staan bij het eerste elftal? Liever niet – zelfs niet als ze al minuten met hun eigen team hebben gemaakt. De pure drang om zich op te werken naar het eerste lijkt af te nemen. Spelers die alleen willen aansluiten bij het eerste “als ze minimaal twintig minuten spelen”: het gebeurt echt.
Als trainer is het belangrijk om je goed voor te bereiden op een nieuwe club. Weet vooraf of het team en de vereniging jou de voldoening kunnen geven waar je naar op zoek bent.
Ik ga er vanuit dat TC bestuurders binnen een vereniging plezier en winnen goed in balans kunnen houden. Dat er een gezonde ambitie is om vooral bij de hoogste teams te presteren met alle teams. Dat een club, bij die hoogste selectieteams, zorgt voor een klimaat waarin de trainer zich vooral kan bezighouden met ontwikkeling en prestaties.
Jeugdopleiding
Daarom begint het bij de jeugdopleiding. Technische commissies moeten de vrijblijvendheid aanpakken — en dat begint bij de ouders. Want dáár gaat het vaak al mis. Jonge voetballertjes willen echt wel voetballen, maar komen soms niet trainen omdat het “te hard waait” of “te veel regent”. En elke woensdagmiddag is er wel weer ergens een kinderfeestje.
Je ziet het aan alles. Rugzakje mee, een trui voor het geval het wat kouder wordt, een appeltje, en natuurlijk een bidon water — stel je voor dat ze uitdrogen na 75 minuten trainen. Ik maak zelfs mee dat ouders bij lagere teams halverwege de training een pauze inlassen om “even wat te drinken” en intussen missen jonge spelers in een seizoen veel te veel trainingen en wedstrijden.
Dat vrijblijvende is echt ergerlijk. Plezier en prestatie horen samen te gaan, maar toewijding, discipline en verantwoordelijkheid mogen nooit uit de mode raken.
Dat zou voor elke technische commissie een alarmsignaal moeten zijn. Pak die vrijblijvendheid aan. Plaats spelers die structureel ontbreken gewoon in lagere teams. En spreek ouders aan op hun verantwoordelijkheid — misschien dat ze dan wakker worden.
Als we dat niet bewaken, creëren we een generatie voetballers die alleen nog komen voor de gezelligheid — en alleen als het hun uitkomt.
Daarom moeten jeugdspelers en hun ouders beseffen dat teamspeler zijn ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt: trainen, op tijd komen, je gedragen en je stinkende best doen in de wedstrijden maar ook op de trainingen.
Maar laten we eerlijk zijn: wie echt wil presteren, wie het maximale uit een seizoen wil halen, wie trots wil zijn op wat hij met zijn team bereikt — die weet het allang.
Dus offers brengen, niet alleen spelers maar ook ouders.
Rob Zomer
